Wereldtentoonstelling ‘58

Regionaal modernisme

Wim Aerts

Deel 1

We gaan de architectuurtour op! België stond in ’58 helemaal in het teken van vernieuwende architectuur en constructiemethoden. Tot op vandaag blijven de paviljoenen van Expo ’58 tot de verbeelding spreken en doen namen als Le Corbusier, Renaat Braem en Leon Stynen ons terug verlangen naar deze architecturale hoogdagen!

Gewapend beton en staalconstructies worden onderdeel van dagdagelijkse architectuur en komen tot uiting in paviljoenen zoals het ‘Atomium’, het ‘Philips paviljoen’ en ‘de pijl van de burgerlijke bouwkunde’.

Duik met ons in deze fel besproken stijlperiode en ontdek in twee delen meer over Expo ’58!

1. Situering

Tijdens de fifties verwerkte België de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. Het gezicht van ons land veranderde en de manier van leven evolueerde grondig. De tijd van de consumptiemaatschappij brak aan en een tal van nieuwe producten verschenen in de Belgische huizen (televisies,wasmachines,…)

Met de Wereldtentoonstelling van ’58, wilde België zich richten op de toekomst. De mens zou centraal staan op de expo, met als thema: Balans der wereld voor een humanere wereld. Maar ook de kernenergie zou een belangrijke plaats innemen op de Expo, dit met het atomium, om haar van het negatieve imago af te helpen.

Niet alleen België wou deze tentoonstelling organiseren, ook Frankrijk en Groot-Brittannië waren kandidaat. Groot-Brittannië wilde exact 100 jaar na de allereerste wereldtentoonstelling deze opnieuw organiseren in 1951. Maar door de wankele politieke en economische situatie wordt deze telkens uitgesteld.

Pas in 1953 vond in Parijs officieel de registratie plaats voor de Universele en Internationale wereldtentoonstelling te Brussel.

In de latere jaren zou er meer politieke stabiliteit zijn, en werden de oorlogen achter ons gelaten. Om een betere samenwerking binnen Europa te bevorderen sluit men verschillende internationale verdragen.

Er heerste veel discussie rond het gebeuren van Expo ’58. Toch was er nog geen complete politieke samenhang, de koude oorlog was een spelbreker.

De architecten van die tijd hadden veel kritiek op de tentoonstelling. Volgens hen was de getoonde architectuur weinig vernieuwend, en sloot het niet genoeg aan bij het nieuwe klimaat binnen Europa.

Toch werd de Expo gezien als een viering van de nieuwe technologieën. Door de toepassing van voorgespannen beton, gelijmd en gelamineerd hout, stalen bruggen en span- en ophangsystemen waren er diverse puntige ronde, bol- en blokvormige ontwerpen te zien. Innoverende en nieuwe materialen als plexiglas, polyester, hardboard en aluminium bleken ideaal voor de bouw van lichte en tijdelijk constructies. Voorbeelden waren er te vinden in talrijke paviljoenen van de Belgische sector, die van Frankrijk, Amerika, Rusland,…

De wereldtentoonstelling stond niet enkel voor architectuur en tentoonstellingen. Het was een heus stijlicoon. De volledige vormgeving rondom het gebeuren straalde vreugde en levendigheid uit. Men trachtte op deze manier de duistere periode van de Tweede Wereldoorlog achter zich te laten, en opnieuw optimisme uit te stralen. Veel kleur en nieuwe vormen introduceerden de expo in reclames en brochures. Zo ontstond er een heuse verzamelwoede rond de expo ‘58 en al de gadgets die hieromtrent uitgegeven werden.

Brussel heeft vele veranderingen moeten ondergaan om zich voor te bereiden op de komst van de wereldtentoonstelling. De volledige stad was bezet met afbraak en aanpassingswerken. Ook naar bereikbaarheid toe deed men grote inspanningen. Er kwam een heraanleg van de belangrijkste verkeersaders en invalswegen; lanen van de Kleine Ring werden verbreed, de tram kreeg een eigen bedding, Brussel werd voorzien van extra tunnels. Maar ook de nationale luchthaven van Zaventem werd gebouwd. Brussel, het kruispunt van Europa, Zou vele jaren in een bouwwerf veranderen. Men zegt vaak dat niets de stad Brussel zo verminkt heeft als al de werken die men heeft uitgevoerd om het toegankelijk te maken voor de expo. Er werden voor de wereldtentoonstelling dan ook zo’n 30 miljoen bezoekers verwacht. Uiteindelijk zijn er ongeveer 42 miljoen bezoekers geregistreerd.

De Expo van ’58 ging op dezelfde plaats door als deze van ’35.

Meer dan 160 Belgische architecten werkten mee aan de opbouw van Expo ’58. Zowel architecten van de tentoonstellende firma’s, ingenieurs en interieur architecten deden hun bijdrage. Voor deze architecten, maar ook voor de bouwsector in het algemeen, vormden de schaal en de diversiteit van de onderneming een bijzondere uitdaging. De wereldtentoonstelling was van een ongekend prestige, België, de deelnemende landen, firma’s en architecten stelden zichzelf en hun werk tentoon.

2. Technische vooruitgang

De grote technische vooruitgang die men wilde tonen op de expo kwam naar voor in bijna alle paviljoenen. Opvallende vernieuwingen in bouwwerken vinden we onder andere bij:

Het Atomium:

Het Atomium werd beschouwd als het centrale baken van de tentoonstelling. Het stond voor de grote vooruitgang op wetenschappelijk gebied en is een van de eerste megastructuren in België. Dit eigenaardig gebouw was een ontwerp van de ingenieur Waterkeyn en werd uitgetekend door de architectengroepen Polak. Structureel werkte men met driehoeksverbanden om stevigheid te verkrijgen. De tentoonstellingsruimtes bevonden zich in de verschillende bollen. De grote buizen die de verbindingen tussen de verschillende bollen vormen, doen dienst als circulatieruimten. Het is een heel spectaculair bouwwerk, maar heeft een vrij robuust karakter. Het Atomium verenigt nieuwe technieken met ambachtelijke afwerking. Alles diende op maat gemaakt te worden. Het gebouw is een van de bekendste architectuurwerken binnen ons land, maar wordt door vele architectenkringen weggelachen. Meestal wordt het besproken in overzichten van design, als lemma “kitsch” of als icoon van de atoomstijl. Het bouwwerk bevond zich in de kern van de tentoonstelling, en nam zo een heel centrale plaats in beslag tijdens de Expo. Hiervoor had men bewust gekozen omdat kernenergie een grote rol speelde op de tentoonstelling. Ook dit gebouw was eigenlijk slechts bedoeld om een tijdelijk leven te leiden. Desondanks doet het gebouw nog steeds dienst als museum, restaurant,… Het werd dan onlangs ook volledig gerenoveerd door Conix architects. Men zegt vele dingen over de architectuur van dit gebouw, maar het wilde vooral symbool zijn. Van de opkomende vernieuwingen, wetenschappen,…

De pijl van burgerlijke bouwkunde:

Het plastische silhouet van dit gebouw werd ontworpen door de kunstenaar Jacques Moshall in samenspraak met een ingenieur. Dit gebouw toonde de mogelijkheden van gewapend beton. Deze constructiemethode was erg in trek op de expo. Er waren nog verschillende paviljoenen op de expo die vervaardigd werden uit betonnen schalen (denk bijvoorbeeld maar aan Nervi). Bij deze constructiemethode drijft men het beton als het ware tot het uiterste van zijn kunnen. Een gigantische pijl bekroond als het waren het paviljoen. De dominantie van de pijl is des te groter door de bescheiden omvang van het paviljoen zelf.

Informatie paviljoen op het Brouchèreplein:

Wat kenmerkend is voor dit paviljoen is het feit dat de volledige dakconstructie op slechts twee steunpunten rust. Het dak is opgebouwd met houten gelamineerde balken. Hierdoor kan de dikte van het dak beperkt blijven. Dit is een techniek die ontwikkeld is op de werkplaatsen van De Coenen. Deze hebben verschillende paviljoenen uitgevoerd voor de expo. De vorm van het schaaldak is gebaseerd op wiskundige functies. Twee symmetrische assen bepalen grotendeels het uitzicht van het volume.

3. De verschillende secties van Expo ‘58

De nieuwe wereld van 1958 was op de tentoonstelling goed te ervaren binnen de verschillende secties: namelijk de Belgische sectie, de Buitenlandse sectie, de Internationale sectie, de Koloniale sectie, het attractiepark en de Commerciële sectie.

Voor het eerst zijn de supra-nationale instellingen vertegenwoordigd, ondergebracht in de mondiale sectie. Het paleis van de internationale samenwerking en de paviljoenen van de UNO, de EGKS, de Benelux, de OEES en de Raad van Europa stonden verzameld rond het plein van de internationale samenwerking. De onderlinge verbondenheid wordt benadrukt door de architectuur en door de gelijkaardige benadering van de tektonische aspecten. Zoals lichte materialen, en nieuwe bouwmethodes.

Ook in de Belgische- en koloniale sectie werd er gezocht naar een eigentijdse uitdrukking van eenheid. Deze sectie nam bijna de helft van de totale oppervlakte van de tentoonstelling in beslag. Jean Hendrickx –Van den Bosch en Maurice Houyoux-diongre werden aangesteld als hoofdarchitecten van de Belgische en Koloniale sectie. Binnen de Belgische sectie tracht men grootse, maar uiteindelijk monotone paviljoenen te plaatsen die kunnen opboksen tegen de Heizelpaleizen. De Koloniale sectie krijgt en centrale plaats op de tentoonstelling tussen de Beneluxpoort en het Atomium, en werd doorkruist door verschillende belangrijke lanen.

Hoofdarchitect van de Buitelandse sectie was Marcel Van Goethem. Binnen deze sectie bestonden geen vormbepalende richtlijnen. Men stelde een soort eenheid door diversiteit voorop. De evolutie binnen de moderne architectuur toonde haar vele gezichten op de tentoonstellingssite. De meeste van de 48 deelnemende landen kozen voor een moderne architectuur. Net nu deze moderne architectuur aan bod komt op een wereldtentoonstelling wordt deze als “international style” dood verklaard.

De Belgische sectie:

De Belgische sectie was gelegen aan het heizelpaleis, dit kreeg voor de gelegenheid een tijdelijk nieuwe gevel. Deze straalde de nieuwe tektoniek uit. Overdag had de tentoonstelling een grote uitstraling, maar ook in nacht was dit zo. Het geheel was van verlichting voorzien, dit was vrij nieuw voor die tijd. Het kreeg zo de uitstraling van een grootstad.

Paviljoenen: Atomium, De pijl van burgerlijke bouwkunde,… (zie inleiding)

Bron: L’architecture moderne à l’expo 58, Rika Devos, Mil De Kooning

Meer weten? Ontdek het binnenkort in het tweede deel!

Artikel door

Wim

Wim Aerts (°1988) studeerde architectuurwetenschappen aan het Henry Van De Velde Instituut te Antwerpen. Hij werkte 8 jaar als freelancer voor diverse Antwerpse architectenbureau’s alvorens hij voor Stad Antwerpen als projectleider aan de slag ging voor de bouw van het Operaplein, de onderliggende parking en de naastgelegen archeologische site van de Spaanse stadsomwalling. Na zijn werking als kabinetsadviseur Ruimtelijke Ordening voor schepen Annick De Ridder werd hij Commercieel Directeur binnen de Artes Group. Een bouwbedrijf dat aan tal van uitzonderlijke projecten werkt (KMSKA, Oude Gerechtsgebouw, Cruiseterminal, Kaaimuurversterking, ‘t Groen Kwartier,…). Momenteel werkt Wim als Projectmanager voor Sport Vlaanderen in kader van de oprichting van diverse topsportlocaties.

Terug naar archief Volgende post